Vrede op aarde
Je hoort de melodie al bij deze woorden. Je weet ook zeker dat we dit deze Kerst weer zullen zingen, terwijl de wereld het tegenovergestelde laat zien. Je mag al blij zijn met een wapenstilstand. Of, zoals nu bepleit wordt door de VN: een staakt het vuren (tussen Israël en Palestijnen).
Geloof je er nog in? En geen snel antwoord alsjeblieft!
Er zijn mensen die in de huidige tijd tekenen van ‘het einde der tijden’ zien en in één adem door daarom verwachten dat het Koninkrijk van God nu spoedig zal aanbreken.
Gezang 748: Het duurt niet lang meer tot de tijd van Christus aan zal breken, en Hij in grote heerlijkheid het oordeel uit zal spreken.
Gezang 1010: Geef vrede, Heer, geef vrede, de wereld wil slechts strijd. Al wordt het recht beleden, de sterkste wint het pleit. Het onrecht heerst op aarde, de leugen triomfeert, ontluistert elke waarde, o red ons, sterke Heer.
Beide thema’s komen samen in Kerst, in de gestalte van de Zoon van God die verschijnt als teer kindeke, in stro, in doeken gewikkeld, blauw van de kou, omdat voor hem geen plaats was in de herberg, of ‘in het nachtverblijf van de stad’, zoals nu vertaald is.
Ik wil niet ongelovig zeggen: ik moet het nog zien. Maar ik wil ook niet met het oog op de inmiddels zeer lang lopende belofte zeggen: het komt nú! Laten we beide kanten erkennen als een rechter- en een linkerhand.
Zo was het overigens ook in de tijd waarin Jezus van Nazareth het licht zag. Vandaar de spanning tussen het oude Israël (Zacharias en Elisabeth) en het jonge Israël (Maria en Jozef). Zo was het ook met aartsvader Abram (= hoge vader) die een naamsverandering onderging naar Abraham (= vader van velen) en in die spanning genoegen moest nemen met één nakomeling (je hoort Sara nog lachen …).
Telkens lijkt er niet meer te zijn dan een kiem, dan een kwetsbaar, om niet te zeggen ‘schamel’, begin.
Kan het verhaal tegen de werkelijkheid van de wereld op? Was de oorlog die Poetin begon, vorig jaar, tegen Oekraïne al een gigantische domper, wat te denken van deze recente oorlog die alles schendt wat de Thora probeert hoog te houden?
We kunnen er niet omheen. Als we straks ‘vrede op aarde’ zingen, hoop ik dat we ook onze tranen niet zullen kunnen bedwingen. Dit kind dat wij verwelkomen is Gods Woord in vlees en bloed door de Geest van God (lees er Matteüs 2, 18 maar op na: de Geest van God die profeten baart). Het heeft onder ons ‘zijn tent opgeslagen’ (Johannes 1, 14: wonen = letterlijk ‘kamperen’).
Bij de verheerlijking op de berg willen de aanwezige leerlingen deze situatie consolideren: laten we hier blijven (ook weer in tenten). Maar de topervaring is niet meer dan een visionair moment en de plek moet worden verlaten. Er moet teruggekeerd, afgedaald worden naar de wereld. Er kan niet voor de opstanding van het vlees uit over deze dingen gesproken worden. Er kan dus niet voor de komst van het Koninkrijk uit – of: Gods nieuwe wereld in de huidige vertaling – gesproken worden over vrede op aarde. Zoiets. Het ligt dus pijnlijk. Alleen door de Geest hebben we hier weet van en deel aan (zoals Paulus steeds aangeeft).
Daarom is Kerst voorlopig nog steeds het feest van een zuigeling en kunnen we niet buiten de Geest om enige groei verwachten. Dat de Geest van God opnieuw ons vlees zal vinden en veranderen, zodat we zullen zien dat wij inderdaad geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis. Daarom noem ik Kerst vaak ‘klein Pinksteren’ en is het uitzien naar de uitstorting van Gods Geest op alle vlees.
Gerard Knol
Steeds weer zoeken mijn ogen naar U
Psalm 25b begint met een zogenoemde antifoon. Letterlijk betekent dat ‘tegenstem’. Het is een soort refrein, een weerkerend statement waarin de kern van de psalm terugkomt. Zo zingen ze de psalmen in het klooster.
Steeds weer zoeken mijn ogen naar U.
Ik vind het een prachtig lied. Omdat Gij zijt zoals Gij zijt – zie naar mij om en wees mij genadig. Want op U wacht ik een leven lang.
Er spreekt een gepassioneerd verlangen naar God uit en dat werd op 15 oktober gespiegeld door de evangelielezing van Matteüs 22,1-14. Dan is het zover, de bruiloft van de Zoon met zijn bruid, de kerk, is aanstaande en iedereen wimpelt het af, want zaken gaan voor (de akker en de handel).
We zongen als intropsalm 119: 17 en 18. Het lied van de onvoorwaardelijke trouw aan het Woord van God. Mijn hart gaat uit naar wat Gij mij gebiedt, altoos en immer zal ik dat bewaren.
Ik dacht het niet! Ik dacht het toch echt niet!!!
Als dat zo zou zijn, zouden Israël en Palestina niet zo hopeloos verstrikt zijn in moord en doodslag. Altoos en immer zal ik dat met voeten treden! Dat is de werkelijkheid. De goddeloze, godvergeten werkelijkheid.
Er is een tijd geweest dat grootmoeder altijd in de Bijbel las. Wat las zij daar? Ze deed dit voor zichzelf, uit persoonlijke vroomheid. Om op peil te blijven.
Er is een tijd geweest dat de zondebelijdenis altijd voorop ging in de liturgie. Welke zonden beleden wij dan precies? Geen idee, werkelijk niet, meer een soort vaag gevoel van menselijk onbehagen tegenover God. De biecht kenden we natuurlijk niet. In het biechthokje werden allerhande zonden beleden, vooral zonden in gedachten en zonden m.b.t. seks en zo, maar zeker geen deelname aan genocide.
Is dit niet het kernprobleem: het leven blijft het leven en het wordt geleefd met vlees en bloed; de religie is de religie en blijft ook op haar eigen erf. Zij temde en temt in het persoonlijke leven vlees en bloed vooral, maar vormde nergens een opstap naar een andere, betere wereld. Bovendien is temmen iets anders dan inspireren en incarneren. Christus is oneindig veel spannender dan zijn gelovigen. Of ben ik nu te hard?
Zonde belijden wordt echt relevant en spannend als zij concreet benoemd wordt. Er worden zonden als zonde beleden die het helemaal niet zijn (pietepeuterig kleingeld), terwijl er zaken over het hoofd worden gezien, buiten beschouwing gelaten die het uitdrukkelijk wel zijn. De mug uitziften – ons woord ‘muggeziften’ – en de kameel doorslikken. Tegenwoordig is het trouwens ‘muggenziften’.
Wat er niet aan klopt is dat wij op persoonlijk vlak kleine mensen klemzetten en op het grotere vlak doen alsof onze neus bloedt. We vangen kruimeldieven terwijl de grote boeven vrijuit gaan. Terwijl alle profeten getuigen van Thora en gerechtigheid, van leven met elkaar in de juiste verhoudingen, gerespecteerde relaties tot anderen en tot het land.
We zijn ontsteld over wat zich nu voor onze ogen afspeelt. Het is dan ook heftig. Het is de hel. Maar er liggen jaren en jaren ten grondslag aan deze uitbarsting. Altijd weer oogsten we de vrucht van onze onachtzaamheid, de blindheid voor het onrecht in de inrichting van ons bestel. Of het nu gaat om een toeslagenaffaire of over de verhouding Joden – Palestijnen.
Wat nu gebeurt is niet meer dan een symptoom van een ziekte die we allang onder de leden hebben. God wil ons ervan genezen, maar wij weigeren als het erop aankomt. In plaats van leren van het verleden, kiezen wij er liever voor om te vergeten. Dat is geweest en dit nooit meer. Dan weet je eigenlijk al dat je erop kan wachten tot het weer zover is.
Ik heb ook gezegd dat de gelovige uitspraak ‘Hij heeft het voor ons volbracht’ maar de helft van de waarheid is. Onder verwijzing naar Paulus: Wij leven immers niet volgens aardse maatstaven, maar volgens die van de Geest (Romeinen 8,4b). En: wij zijn dus niet langer gebonden aan het aardse, om volgens aardse maatstaven te leven. Als u wel zo leeft, zult u zeker sterven. Als u echter uw zondige praktijken doodt door de Geest, zult u leven (8,12 en 13). Op dat niveau zijn wij familie van Christus! Paulus ziet ons menszijn verheven boven zonde en dood. Dat is zijn thema, zijn speerpunt. Wat Christus volbracht heeft, vindt een voortzetting in ons. Maar dat hangt dus wel samen met onze inzet. Met geloofsmoed.
Te veel blijven wij hangen in het Bijbelverhaal als een mooi verhaal, een ideale werkelijkheid. Dan wel geen sprookje, maar toch iets dat ver van onze werkelijkheid afstaat. Het is lang geleden dat het geloof ons bracht in de voorhoede van God, van de militia Christi. Dat heeft alles te maken met de taaiheid van de geschiedenis die de taaiheid is van ons menselijke vlees en bloed. Ons gebrek aan Geest. Christus is de belichaming van het goddelijke Woord. Hij is de dans van de Geest aangegaan. Als wij iets willen betekenen in deze wereld, zullen wij de uitnodiging tot die dans moeten aannemen.
Gerard Knol
Waar liefde woont gebiedt de Heer zijn zegen
Daar woont Hij zelf daar wordt zijn heil verkregen
En leven tot in eeuwigheid.
Dat ging in mij om na onze gemeentezondag van 17 september j.l. Uit mijn hoofd.
Even nakijken: waar liefde woont gebiedt de Heer den zegen, daar woont Hij zelf, daar wordt zijn heil verkregen en ’t leven tot in eeuwigheid. Psalm 133 couplet 3 oude berijming.
Zo heb ik dat leren zingen in mijn jeugd. Heer, ai, maak mij uwe wegen … ’t Hijgend hert der jacht ontkomen … Enz. Als ik ooit dement word, wat ik natuurlijk niet hoop, zal ik op die oude lagen teruggrijpen.
Niet naar de recentere lagen: Jeruzalem! Hier geeft de Heer zijn zegen, hier woont Hij zelf, hier wordt zijn heil verkregen en leven tot in eeuwigheid. Psalm 133 couplet 3 van de hand van Jan Willem Schulte Nordholt en Jan Wit.
Wat is er gebeurd?
De psalm in de nieuwe vertaling:
Een pelgrimslied van David.
Hoe goed is het, hoe heerlijk
als broeders bijeen te wonen!
Goed als olie op het hoofd
die neervalt op de baard,
de baard van Aäron,
en neervalt op de hals van zijn gewaad,
als de dauw van de Hermon
die neervalt op de bergen van Sion.
Daar geeft de HEER zijn zegen:
leven voor altijd.
Ah, mooi, wat een lied. Het eerste statement: hoe goed is het, ja heerlijk! om als familie samen te wonen! Hoe goed? Nou, zoals de zalvende olie (Messias) op het hoofd, die neervalt op de baard, en die neervalt op de hals van het priestergewaad. Zo goed, je komt eronder te zitten. En zo goed als de dauw van Hermon (ligt in de buurt van Damascus, dus Noord-Israël) die neervalt op de bergen van Sion. Als we voor Sion Jeruzalem lezen, zitten we meer zuidelijk (Juda). Israël en Juda tezamen. Van Noord (hoog) naar Zuid (laag). Een parallelle beweging dus met het beeld van de olie. Sion is de tempelberg en heeft als benaming voor Jeruzalem een messiaanse klank. Hoe ideaal is dus deze wijze van samen zijn.
Ja, dan zijn beide versies goed op hun eigen wijze: Jeruzalem als hoofdstad van de liefde van God en mensen. De plek waar hemel en aarde elkaar raken, waar de mensheid Gods eigen huisgezin is, waar iedereen kind aan huis is, waar de volkeren samenkomen om het recht te leren.
Iets daarvan was er op de 17e. Zoals in de hemel, zo ook op de aarde. Hoe goed, hoe heerlijk, hoe tof, hoe cool, hoe fantastisch … Dit loflied vind je nergens elders op aarde. Alleen al daarom moeten we kerk blijven, samenkomen en zingen. Alleen al daarom. Amnesty zegt dat het beter is om een kaars aan te steken dan om de duisternis te vervloeken. De kerk zingt: hoe goed, hoe heerlijk is het om samen te zijn en te vieren dat we Gods en elkaars familie zijn. Elke zondag weer.
Gerard Knol
Handel als vrije mensen
Handel als vrij mensen,
maar ook als dienaren van God,
want u moet u niet achter uw vrijheid verschuilen
om u te misdragen.
Houd iedereen in ere,
heb uw broeders en zusters lief,
heb ontzag voor God
en eerbiedig de keizer.
(1 Petrus 2,16 en 17)
U leest dit na Pinksteren. Als er iets is waartoe de Geest van God ons beweegt, is het wel vrijheid. Paulus zegt in 2 Korintiërs 3,17b: “… waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid.” Maar hoe kun je nu vrij zijn binnen het bestel van machten? Die vraag klonk heel anders in de tijd van de apostelen dan in onze tijd. En toch …
Iets heel anders: de dichter T.S. Eliot in zijn gedicht Aswoensdag (Ash-Wednesday).
Als het verloren woord verloren is, het verspilde woord verspild
Als het ongehoorde, onuitgesproken
Woord niet uitgesproken, niet gehoord is,
Blijft het onuitgesproken woord, het ongehoorde Woord,
Het Woord buiten een woord, het Woord binnen
De wereld en voor de wereld;
En het licht scheen in de duisternis en
Tegen het Woord wervelde de niet gestilde wereld verder
Rondom de spil van het stilzwijgende Woord.
O mijn volk, wat heb ik u gedaan.
Waar is het woord te vinden, waar zal het woord
Weerklinken? Niet hier, het is er niet stil genoeg,
Niet op zee of op de eilanden, niet
Op het vasteland, in de woestijn of in het regenland,
Voor hen die wandelen in duisternis
Zowel bij dag als bij nacht
Is het hier geen rechte tijd, geen rechte plaats
Geen plaats van genade voor wie het gelaat vermijden
Geen tijd van verblijden voor wie wandelen in gedruis en de stem bestrijden
(Het begin van deel V, in de vertaling van Paul Claes)
De schrijver van de Petrusbrief wijst op de vreemdelingschap van de gelovigen. Zij zijn niet thuis in de wereld. Het komt er daarom op aan hoe zij zich gedragen. Zij kunnen gezien worden als misdadigers. Alleen hun daden kunnen anderen ervan overtuigen dat dit niet het geval is. De betekenis van het goddelijke Woord staat nog uit. Het is in Christus vlees geworden, de gave van de Geest verbreidt het onder mensen, maar wordt het ook als zodanig gehoord, verstaan en erkend?!
Het fragment van de dichter Eliot is complex. Je komt er niet door het snel te lezen. Je moet opmerkzaam zijn op het verschil tussen woord en Woord bijvoorbeeld. Ook Eliot ervaart in de twintigste eeuw – het gedicht is van 1930 – een vorm van vreemdelingschap. Ook bij hem staat de betekenis van het goddelijke Woord nog uit, als een geheim binnen de wereld en voor de wereld, maar de ‘niet gestilde’ wereld verzet zich ertegen. Hij zinspeelt op het intro van het Johannesevangelie.
Het verloren woord. Het verspilde woord. Het ongehoorde woord. Het onuitgesproken woord. Die vier dimensies in het moderne bestaan, zoals Eliot dit ervaren heeft. Is er een plek voor het woord, voor het Woord? De schrijver van de Petrusbrief sprak aan het begin van het christelijke tijdperk. Eliot aan het einde ervan. Ik zeg ‘het einde’, omdat er rondom Wereldoorlog I een grens is overschreden en nog eens rondom Wereldoorlog II, met name de wereld die wij aanduiden met Auschwitz.
Wij hebben gezien hoe een groeiende vrijheid, ongekend na de Verlichting (18e eeuw), heeft geleid en nog leidt tot vernietiging. Geschiedenis als alles wat wij elkaar en onszelf aandoen. Verloren woorden, verspilde woorden. Woorden waar niet naar wordt geluisterd, die niet worden gehoord. Wij verschuilen ons achter vrijheid en misbruiken onze vrijheid.
Vrijheid, niet om u te misdragen.
Dagelijks zien wij hoe grote en kleine mensen zich misdragen, van jong tot ouder.
En er worden vele woorden aan ‘vuil gemaakt’, verspild.
Waar hoor je nog het woord dat niet vervuild is?
Laat staan het Woord?
Ook al neemt de kerk in aantal af, in ieder geval in het Westen, zij is wellicht meer nodig dan ooit.
Maar dan als gemeenschap van de Geest, die samenkomt ‘rondom de spil van het stilzwijgende Woord’. Het woord dat in de stilte klinkt, buiten de herrie en ontwrichtingen van de wereld. In de vrijheid om het goede te doen dat gewijd is aan God en het welzijn van mens en wereld.
Pasen 2023
Wij kennen de vele voorstellingen wel van een herrezen Christus die zweeft uit het graf, omhoog, los van het graf, en ook van de aarde, in de lucht, richting de hemel. Opstanding = Pasen (het legen graf), Hemelvaart (opvarende ten hemel, zittende ter rechter hand Gods) en Pinksteren (de nederdaling van de Geest).
“Geen graf hield Davids Zoon omkneld, hij overwon, die sterke held.”
Dit is wat gelovigen elkaar toeroepen met Pasen: “De Heer is waarlijk opgestaan, halleluja!”
Je moet er wel bij gaan staan om de kracht ervan werkelijk door je heen te voelen gaan. Elke andere houding drukt een afzwakking, een voorbehoud uit.
Ja? Of is dat ook theater, laten we zeggen: het Paastheater van de Paasliturgie. Wanneer Jezus erop wijst dat we niet als de Farizeeërs voor de zichtbaarheid lange gebeden moeten opzeggen op de hoek van de straat, moeten wij dan ook de waarheid van Pasen niet in ons binnenste dragen en daar welgemeend belijden dat de Heer waarlijk is opgestaan? De gepoetste buitenkant en de smerige binnenkant is een ander beeld dat Jezus toepast op de voorbeeldigheid van de Farizeeën.
Ik kan niet anders dan er telkens weer op wijzen dat de dood nog steeds een werkelijkheid is. En dat ook de vele levenswijzen die arm in arm met de dood gaan, nog steeds werkelijkheden zijn en werelden scheppen.
Dat Christus de dood heeft overwonnen schuilt in het gebod waaruit hij leefde: Heb God lief met alles wat je in je hebt en de naaste als jezelf.
Hij overwon, die sterke held, het korzelige bestaan van het eigen vege lijf dat van ons eist dat het gered wil worden van dood en tekort door overvloed en genot. Onze weigering om te sterven, ons verzet tegen opoffering.
Christus had zijn leven in God, heeft zijn leven vernieuwd in God en zo is hij in God tot in eeuwigheid. Hij is nog steeds op deze goddelijke wijze de magneet van onze menselijkheid. Om uit te groeien boven onze onmenselijkheid. Die sterke held.
Ik moet toegeven dat elke dag de grip van dit bestaan op mijzelf groot is, dat het mij verstikt, mij drijft tot de wanhoop, dat, hoewel ik weet dat God er is, alles wat ik ervaar mij isoleert. Het drama van de mensheid … (Ik wijs u, bij wijze van onderbreking op het lied ‘Once in a Lifetime’ van Talking Heads – u kunt het op internet vinden, als u wilt – dat eindigt met: Same as it ever was, altijd hetzelfde liedje …), het drama van onze menselijkheid dat zich eindeloos herhaalt. Het is een mijnenveld.
Zo werkt het in onze geest: óf we zijn blij (en vergeten ons verdriet, ontkennen het zelfs, willen er niets van weten) óf we zijn ontroostbaar (alsof er geen redding is). Ik moest altijd lachen om de vraag ‘gaat het weer een beetje, meneer Dröge?’ (slot van het programma Glamourland dat Gert-Jan Dröge presenteerde voor de Avro).
In de Paasliturgie was er een moment dat men de dood uitlachte en er schunnige grappen over maakte. Dat lachen, het delen van het ongepaste (oh! En: oh lala!), werkte verlossend. Dan kon men er weer even tegen.
Zoals Israël in de woestijn, de plek van de dood, de Woorden voor het Leven kreeg, zo moeten wij telkens de hele weg van de liturgie gaan om in onze woestijn de weg ten Leven te vinden. De Heer is waarlijk opgestaan is een moment op die weg, zoals de verkondiging ‘deze is mijn geliefde zoon in wie ik vreugde vind’ bij doop en verheerlijking dat is.
Pasen is het koesteren van de kiem van de opstanding die (telkens opnieuw) in ons wordt gelegd. Totdat hij komt, zoals in de avondmaalsliturgie wordt gezegd: kom, Here Jezus, ja, kom spoedig (maranatha).
De spanning van het christelijk geloof is: het is volbracht en het is nog niet gedaan. Er is nog geen nieuwe hemel en nieuwe aarde (mocht het u nog niet zijn opgevallen …).
Zoals elk levend wezen de winter moet zien te overleven, moeten ook wij dat. Bij een mens gaat dat nog verder: wij moeten onze eigen winter, die van onze onmenselijkheid, zien te overleven. Dit is het springpunt waarop de kiem van geloof die in ons is gezaaid, wil vallen in de aarde om er vrucht te dragen. De kracht van opstanding (een nieuwe, goddelijke werkelijkheid) en Geestkracht. Als gelovigen blijven wij te veel in de voorstellingen (het theater, het drama, de liturgie, de kerk) hangen en begrijpen niet hoe wij de zaadjes in onze werkelijkheid moeten planten. Is Christus niet ook de door God geïnspireerde architect?!
Als, met Pinksteren, het verhaal van Jezus, de gekruisigde en opgestane, doorgaat in de leerlingen, ontstaat er een beweging die de wereld gaandeweg verandert. Waarom stagneert die beweging (nu en al lange tijd)? Wij zien om ons heen een grote variatie aan christelijke gemeenschappen, geloofsuitdrukkingen en -vormen. Maar geen koninkrijk. (Dat is niet aan ons, dat is aan God!) De vraag is: wat zegt dat? “Want nu de Heer is opgestaan, nu vangt het nieuwe leven aan …” We zingen het in de liturgie, de woorden, de melodie – alles zit mee! En dan nu de werkelijkheid!
Hoe krachtig het lied, de liturgie, de uitroep ‘de Heer is waarlijk opgestaan!’ ook mogen zijn, zij zijn geen stormram tegen de werkelijkheid zoals die zich aan ons blijft voordoen. De kiem van de opstanding ligt in ons. Het is werkelijkheid, maar een verborgen werkelijkheid.
Albert Camus ondervond een grote desillusie door de Tweede Wereldoorlog en legde zijn gehoor voor dat er voor hem en zijn jonge generatie geen waarden waren die onaangetast uit de strijd waren gekomen. Hij gaf aan dat het leven absurd was geworden. Niettemin voerde hij een pleidooi voor een nobel leven! Hij verzette zich tegen de onmenselijkheid als uitgangspunt.
Kruis en opstanding vormen het verzet van God tegen de onmenselijkheid die zich heeft genesteld in de mens zoals Hij die in de schepping had gezet. De as van de nieuwe hemel en aarde is de mens geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. “Dit is mijn geliefde zoon …” Die spiegel houdt God ons voor in alle dingen. Het is de kiem die erom vraagt om wortel te schieten in de werkelijkheid.
Ds. Gerard Knol
De tijd op weg naar Pasen
Lijdenstijd – de klassieke protestantse benadering.
De Vastentijd – de klassieke rooms-katholieke benadering.
Veertig dagen lang: Jezus in de woestijn. De verwijzing naar de periode van Israël in de woestijn: veertig jaren lang.
Het kruis als de christelijke treurwilg.
Ik denk aan het schilderij van Rembrandt: Jeremia treurend over de val van Jeruzalem.
Ik denk aan het zwaard dat door de ziel van Maria gaat.
Ik denk aan Lied 561 ‘O liefde die verborgen zijt’: erbarm u over ons bestaan, het wordt verraden en verdaan. (Niet zozeer ‘O hoofd bedekt met wonden’ van Lied 576 dat scherp stelt op de lijdende Christus, maar op het ‘hoe achtloos in ons midden wordt het kostbaar mensenbloed gestort en in het onbarmhartig licht het kruis des Heren opgericht’.) De zonde van de eindeloze – en daarmee gewetenloze – herhaling en dat niet als geloofsdrama, maar als hels drama in onze werkelijkheid als wereldwijde pijnbank.
Is niet elke profeet zoals Jeremia, in zak en as vanwege het lot van de mensheid, een afschaduwing van Christus die iedere keer opnieuw tot het kruis veroordeeld wordt? Is niet elke moeder van een dappere zoon of dochter er eentje die moet vrezen voor het lot van hem of haar?
Maar ik was verwonderd over de moed van de mensen in Oekraïne die in hun strijd hun angsten voorbij schieten. En ik was verbijsterd over de getroffen Turkse man die in één klap 50 intieme mensen kwijtraakte en verslagen op een brokstuk een sigaret rookte.
God, houdt het dan nooit op?
Krijgen we ooit rust?
Het is de verzuchting van Paul Simon in het aangrijpende lied American Tune dat onder andere ook gebruik maakt van Bachs en Hasslers melodie (Lied 576). In zijn lied klinkt de teleurstelling in de Amerikaanse Droom door.
Toen ik jong was, geloofde ik er heilig in dat het anders kon en dat het anders zou, maar nu niet meer. Dagelijks word ik gevuld met verwondering over het feit dat de media vol zijn van zaken die op tafel worden gegooid, iedere keer weer, en die niemand, niemand! ook maar bij benadering weet aan te pakken en op te lossen en het gaat maar door. Er is momenteel geen hoop die doorklinkt. Bij alles wat je zegt rinkelt de kassa van de werkelijkheid en je moet betalen: boter bij de vis. Er lijkt alleen een soort hardnekkige verbetenheid om ertegenin te liegen om te behouden wat we hebben, koste wat het koste, ook als de feiten de leugens niet ondersteunen.
Hoe begrijpelijk alles op zich ook is – het is er niet minder verbijsterend om en in deze tijd vraagt dit om een geloof dat in de eerste plaats antigif levert tegen het gif dat steeds normaler lijkt, of zelfs: de norm lijkt. De vrijheid die in het spoor van jodendom, christendom, humanisme en verlichting is ontwikkeld, die een vrijheid is die de Geest van God ons geeft, vraagt ons het kruis van Christus niet te zien als de dood in de pot, maar als het hout waaraan nieuw leven ontspringt. We moeten het kruis ter hand nemen. Niet weggooien.
Het is Goede Vrijdag, niet Bedrijfsongeval Vrijdag of Faillissement Vrijdag. We moeten het kruis op ons nemen, zoals Jezus, zo ook Simon van Cyrene. We kunnen de dans niet ontspringen, maar we zijn ook niet als konijnen zonder brein verblind door de koplampen van zaken die onvermijdelijk op ons afkomen.
Het geloof in leven door de dood heen is een harde leerschool, zo wisten de eerste christenen. Het vasthouden aan het geloof in Pasen als uittocht brengt ons allereerst in de woestijn (niet in het paradijs!). Wat er te leren valt is dit: het koninkrijk is niet hier of daar maar midden onder ons, d.w.z. in ons en te midden van ons (Lucas 17: 20 en 21).
We snappen nog steeds het element leerschool in deze zaken niet. We denken dat we er door ‘gelovig aannemen’ zullen komen (omdat we het niet kunnen waarmaken). En omdat we het niet levend waar maken, met vallen en opstaan, blijft het een plaatje aan onze geloofsmuur. Een liedje dat we op zijn tijd meeneuriën. Leerschool betekent dat je je er telkens opnieuw toe zet.
Heb God lief (met alles …) en de naaste als jezelf.
Aan dit gebod hangt de hele Wet en de Profeten (en de vleeswording = verwerkelijking van Christus). Dit is in ons, in ons midden – hierom draait ons bestaan. Hieraan zijn wij gewijd!
Doe dit en je zult zalig zijn, je zult vrede stichten, je zult rechtvaardig zijn en handelen, je zult de aarde beërven enzovoort. De vraag is niet of het uitbetaalt (de kassa van de werkelijkheid). De vraag is wat vervulling geeft. Vervulling van jouw leven, van ons bestaan hier. We vragen ons moedeloos af wat de zin van alles is (de kassa van de werkelijkheid betaalt niet uit …). We vragen ons niet af waaraan wij ons wijden. Het kruis op ons nemen, in navolging van Christus, betekent ons opnieuw aan het gebod van liefde, waarheid en recht te wijden.
ds. Gerard Knol
Het risico van onze gewenning aan de wegen van de wereld is dat we ons niet meer laten raken op onze gevoelige plekken, dat we onszelf, hoe begrijpelijk ook!, ervoor afschermen.
Als we dat doen, raken ons de Bijbelse verhalen die hier tegenaan liggen, ook niet meer.
Straks klinkt weer de snerpende kreet ‘mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?!’
Dat kunnen we niet afdoen met een frase uit het goddelijke script, zo van: je moet doorlezen, straks komt de grote oplossing, de Grote Oplossing.
Ach, waren jullie – wij allemaal – maar in staat om één uur met mij te waken, dat wil zeggen:
1 uur er niet omheen praten
1 uur niet komen met dooddoeners
1 uur niet komen met valse geruststellingen
1 uur met je mond vol tanden staan
1 uur radeloos zijn
1 uur geen oplossing hebben
1 uur niet weten waar je moet blijven
1 uur volkomen zinloosheid.
Wie gaat er mee, woensdag 22 februari, een askruisje halen? Getekend worden door de dood?
Niet uit chagrijn, boosheid of mismoedigheid.
Om te ondergaan dat het nieuwe leven dat God geeft zwaar bevochten is, dat het op de dood behaald is.
Dat dit hele Paasgebeuren dat met de veertig dagen voor Pasen begint, op Aswoensdag, de weg erheen is en dat je nikst kunt overslaan.
Christ, be our light! Christus, ons licht! Schijn in ons hart. Verlicht uw kerk bijeen vandaag.
ds. Gerard Knol
En ’t wenst ons allen een zalig Nieuwjaar!
Zo eindigt Er is een kindeke geboren op aard:
Er is een Kindeke geboren op aard’ (2x)
’t Kwam op de aarde voor ons allegaar (2x)
’t Kwam op de aarde en ’t had er geen huis (2x)
’t Kwam op de aarde en ’t droeg al zijn kruis (2x)
Er is een Kindeke geboren in ’t strooi (2x)
’t Lag in een kribbe, gedekt met wat hooi (2x)
’t Had twee schoon oogjes zo zwart als laget (2x)
Twee bleuzende kaakjes, dat stond hem zo net (2x)
’t At pap uit een pannetje en ’t maakte hem niet vuil (2x)
’t Viel op de aarde en ’t had er geen buil (2x)
’t Keek naar Zijn Moeder en ’t lachte zo snel (2x)
’t Kende de liefde Zijns Moeders zo wel (2x)
’t Kwam op de aarde voor ons allegaar (2x)
En ’t wenst ons allen een zalig Nieuwjaar (2x)
Het is een lief liedje, niet? Ik zie het voor me: iemand zingt voor ‘er is een kindeke …’ en de herhaling antwoordt iedereen in koor. Het gaat om een heel ideaal, heel goddelijk kindje zonder mitsen en maren: mooi, vriendelijk, gezond en … het maakt niets smerig. Dat geloof je toch niet: ’t at pap uit een pannetje en ’t maakte hem niet vuil! Denk dan eens aan je eigen (klein)kinderen die alles eronder smeren als je ze de kans geeft. Nee! Jezus niet! Die doet dat niet!
Heilige humor, vind ik het. Nog even dit: ’t had twee schoon oogjes zo zwart als laget. Wat is laget? Het is een steensoort die donker is, uit de buurt van Gagès, stad en rivier in Lycië. Lycië is een gebied langs de zuidkust van Turkije. De Jezus die beschreven wordt in het lied heeft, zoals men ook kan zeggen, gitzwarte ogen. Dat git in zwart komt, evenals laget, af van de naam Gagès. (Weer wat geleerd.) En bleuzend is blozend. (Ik geniet altijd erg van de herinnering aan oudere vormen van Nederlands die, misschien, wat dichter staat bij het Vlaams?)
Hoe zit het nu met die Nieuwjaarswensen van het Kerstkind? Het doet me een beetje denken aan een soort journalistieke verslaglegging: “En dan nu naar de Kerststal, naar de kribbe” en dat we dan, bijvoorbeeld Gerrie Eickhof in beeld krijgen met een microfoon en horen zeggen dat het goed gaat met de jonggeborene en zijn moeder en dat het ons allemaal een zalig Nieuwjaar wenst. Terug naar de studio in Hilversum (of is dat te gedateerd?).
We kunnen het zien in het spoor van de oude, volkse, Nederlandstalige Kersttraditie, waarin het kleine de toon bepaalt om het grote, hoge, goddelijke ermee neer te zetten. Laten we blijven voelen hoe bijzonder dat is, dat het ons anders stemt dan alles wat in onze wereld nieuws is.
Daaruit volgt dan nog iets anders: wat betekent het dat het kindeke Jezus ons een zalig Nieuwjaar wenst? Een goddelijk zalig Nieuwjaar. Een Nieuwjaar dat deel uitmaakt van een nieuwe kalender, de kalender van het Godsrijk, de nieuwe tijd, de tijd van de nieuwe hemel en nieuwe aarde. Ons ‘gelukkig nieuwjaar’ heeft eenzelfde soort dubbele klank als de groet ‘adieu’. Je kunt het horen als ‘tot nooit weer ziens’ of als een opdragen aan God: à dieu. Onze (afgesleten) gebruiken en hun (oorspronkelijke) diepere betekenissen. “Je denkt er niet altijd bij na.” (Om niet te zeggen: bijna nooit.)
Deze wens van het Kerstkind blijft de kracht houden van Advent. Advent is de basis voor het christelijk geloof als geloof gericht op de toekomst. De verwachting van de telkens nieuwe vervulling van Gods beloften: (Stille nacht …) Gods belofte wordt heerlijk vervuld. En verder: de spanning van heel de vernieuwing van ons menszijn. (Ik verbaas me er steeds meer over dat we er zo weinig mee doen, er zo weinig in investeren. In andere zaken daarentegen zo ongelofelijk veel: vooral in technologie – daar lijken we bijna alles van te verwachten!)
Advent heeft twee kanten ineen: dat wat op je toekomt (= toekomst) en dat waarnaar je uitreikt (= aankomst). Die twee worden één in verwachting. Het Latijnse werkwoord advenire (waarvan advent is afgeleid) kan vertaald worden met: komen naar, naderen, aankomen, bereiken, aanbreken, te beurt vallen. We voelen hoe de verwachting ons stemt, dat het niet zonder ons kan en dat de ‘voorpret’ onmisbaar is, maar we voelen ook dat het niet in onze handen ligt, dat we ons ervoor open moeten stellen en dat verwelkomen iets anders is dan binnenhalen (en inhalig zijn).
Door onze overlevingsdrift en onze wil om te realiseren missen we de openheid van Geest. De voorwaarden voor een gelukkig nieuwjaar zijn andere dan die van het zalig nieuwjaar van het kindeke. Zolang deze schoen blijft wringen, zolang blijft het advent in de zin van (uitgestelde) toekomst en staat de knop van ons bestaan op repeat.
Gerard Knol